BR-05 Voorkomen van verstikking en vergiftiging

Oplossing

Voordat een besloten ruimte mag worden betreden, moet zijn vastgesteld dat het zuurstofgehalte van de lucht op het juiste niveau is, en ook dat er geen gevaarlijke concentratie van giftige dampen en gassen is.

  • Verlaging van het zuurstofgehalte in een besloten ruimte kan optreden door het vrijkomen van kooldioxide en koolmonoxide (bv door broei van grondstoffen), door roesten van materialen of door laswerkzaamheden. Om vast te stellen of verstikkingsgevaar zich voordoet moet een zuurstofmeting zodanig worden uitgevoerd dat deze een vrijgave geeft over de gehele ruimte. Een zuurstofmeting kan worden uitgevoerd met een zuurstofmeter, gasdetector of een explosiegevaarmeter, of met combinatievormen daarvan. (zie BR 11).
    NB De meeste explosiegevaarmeters meten géén zuurstofconcentratie.
  • Daarnaast kan een gasmeting noodzakelijk zijn, bv bij het vrijkomen van CO of CO2 .
  • Het normale zuurstofpercentage in de lucht bedraagt 21 vol.%. Als het zuurstofgehalte daaronder komt is het vereist om zorgvuldig na te gaan wat de oorzaak daarvan kan zijn. Dan is namelijk een ander gas in verhoogde concentratie aanwezig. Het kan bovendien een begin zijn van een verdere daling. Pas wanneer vastgesteld is welk gas(sen) dat betreft, waar die vandaan komen én dat die niet schadelijk zijn (alle stoffen zijn en blijven beneden de grenswaarde) dan kan een zuurstofgehalte van tussen de 19 en 21% als veilig worden beschouwd.
  • Als de gemeten zuurstofconcentratie onder de 18 volumeprocent ligt is er sprake van verstikkingsgevaar Als de zuurstof concentratiemeting aangeeft dat er meer dan 21 volumeprocent zuurstof aanwezig is, leidt dit tot een verhoogde kans op brand- en explosiegevaar. Zie daarvoor oplossing BR-06
  • Als niet geheel uit te sluiten is dat er zich gevaarlijke gassen en dampen in een besloten ruimte bevinden, dient er een gasmeting plaats te vinden, voordat een besloten ruimte betreden gaat worden. Als uitgesloten is dat er zich gevaarlijke gassen en dampen in een besloten ruimte bevinden of kunnen gaan bevinden, hoeft er geen gasmeting plaats te vinden. Dat is tenminste aan de orde als aan al de onderstaande voorwaarden is voldaan:
    • de ruimte is roestvrij en bevat geen grondstoffen, product of vloeistoffen;
    • voorafgaand aan de werkzaamheden is de ruimte langdurig geventileerd (natuurlijk of kunstmatig) en ook tijdens de werkzaamheden vindt ventilatie plaats, onder meer door het openen van meerdere toegangen (waar mogelijk);
    • er vinden geen werkzaamheden plaats waarbij stof of stoffen vrijkomen die zuurstof verdringen of gevaarlijk zijn voor de gezondheid.
  • Een gasmeting richt zich op de gevaarlijke stoffen die, gezien de inhoud van en werkzaamheden in de besloten ruimte, mogelijk aanwezig zijn. Denk aan: koolmonoxide en kooldioxide uit grondstoffen door gisting of broei, middelen die aan grondstoffen zijn toegevoegd als formaldehyde, mierenzuur of fosfine (bij Amerikaans mais), hexaan (bij opslag van geëxtraheerde stoffen), blauwzuur (bij raap of lijnzaad), ammoniak (bij meststoffen) waterstofsulfide of met de oude naam: zwavelwaterstof (bij rotting en gisting). En eventueel dampen die vrijkomen bij het lasproces. Vooraf dient zorgvuldig vastgesteld te worden welke stoffen moeten worden gemeten.
  • Alle metingen dienen vermeld te worden op de werkvergunning of op een registratiekaart bij het mangat van de besloten ruimte (‘entry tag’).
  • De metingen worden op verschillende plaatsen rond en in de ruimte uitgevoerd. Houd bij het bepalen van de precieze plaats van het meten in de besloten ruimte ook rekening met de relatieve dichtheid van het te meten gas (zwaarder of lichter dan lucht). Zorg ook dat wordt gemeten op momenten dat er geen luchtstroom aanwezig is die de meetresultaten kan beïnvloeden.
  • Het meten van de concentraties en het beoordelen van de meetresultaten dient plaats te vinden door een deskundig persoon, die opleiding of voorlichting en instructie heeft gehad in:
    • Het gebruik en aflezen van de aanwezige meetapparatuur;
    • Het beoordelen van de resultaten;
    • De noodzakelijke acties als de alarmwaarden van de meetapparatuur overschreden worden;
    • De voorschriften over onderhoud en de kalibratie van de aanwezige meetapparatuur.

      Het bedrijf is verantwoordelijk voor de benodigde deskundigheid en vaardigheden van deze persoon. Die deskundigheid en vaardigheden kunnen verkregen worden door een opleiding tot gasmeetbevoegd persoon, door instructies verzorgd door de leverancier van de meetapparatuur of door interne instructies. Welke vorm ook gekozen wordt, het bedrijf moet zeker zijn dat een persoon voldoende kennis en vaardigheden heeft om goed met de zuurstof- en gasmeetapparatuur om te gaan in de werksituaties waar dat nodig is. Het bedrijf legt vast wie welke opleiding /instructie heeft gevolgd.
  • Worden waarden gemeten die tot gevaarlijke situaties kunnen leiden, dan moeten eerst maatregelen genomen worden (bijv. extra ventilatie), voordat de ruimte betreden mag worden. Metingen moeten na de maatregelen telkens herhaald worden totdat de waarden tot acceptabel niveau zijn gedaald. Zorg dat dat de gebruikte meetapparatuur de concentraties van de mogelijk aanwezige stoffen betrouwbaar kan meten. En dat van die stoffen de grenswaarden bekend zijn. Van een aantal gevaarlijke stoffen zijn wettelijke grenswaarden opgesteld, zoals van fosfine, formaldehyde, koolmonoxide, kooldioxide, mierenzuur en waterstofsulfide/zwavelwaterstof/H2S. Die wettelijke grenswaarden zijn te vinden bijlage XIII van de Arbeidsomstandighedenregeling. Voor stoffen en gassen die daar niet in vermeld zijn, zie de Databank Grenswaarden Stoffen op de Werkplek van de SER of raadpleeg zo mogelijk het betreffende veiligheidsinformatieblad/SDS van de leverancier.
  • Gebruik als grenswaarde het tijd gewogen gemiddelde over 8 uur (’tgg 8 uur’). In de praktijk wordt door bedrijven 50% van deze wettelijke grenswaarde als grens aangehouden, en soms nog minder.
  • Ook tijdens de werkzaamheden vinden metingen plaats, bv doordat de medewerker in de besloten ruimte persoonlijke detectie bij zich draagt, die een alarmsignaal afgeeft als het zuurstofgehalte te laag wordt en/of de gestelde grenswaarden van gevaarlijke stoffen worden benaderd. Dat is met name aan de orde als:
    • las- of snijwerkzaamheden plaatsvinden;
    • met vluchtige oplosmiddelen wordt gewerkt;
    • uit de aanwezige grondstoffen/product of van de wanden van de ruimte brandbare gassen, dampen of stof vrijkomen die met lucht een explosiegevaarlijk mengsel vormen.
  • Gebruik onafhankelijke adembescherming bij het betreden van silo’s, tanks, (weeg)bunkers, bulkwagens, wegers, mengers en vloeistofopslagkelders. ‘Onafhankelijke adembescherming’ houdt in: een masker/luchtkap gecombineerd met een ademluchtfles, of aangesloten op een ademluchtcompressor met filterunit buiten de besloten ruimte die de schone buitenlucht aanzuigt. bij de keuze voor een geschikte ademluchtcompressor en filterunit en bij de plaatsing en het gebruik ervan wordt NEN-EN 12021 gevolgd. de hierboven genoemde ruimten is (onafhankelijke) adembescherming niet vereist als uitgesloten is dat er zich gevaarlijke gassen en dampen in een besloten ruimte bevinden of kunnen gaan bevinden. Dat is tenminste aan de orde als aan al de onderstaande voorwaarden is voldaan:
    • Er vinden geen werkzaamheden plaats waarbij stof of stoffen vrijkomen die zuurstof verdringen of gevaarlijk zijn voor de gezondheid; (Voorkom zoveel mogelijk laswerkzaamheden of gebruik van een snijbrander. Als het onvermijdelijk is, is onafhankelijke adembescherming vereist of een toortsafzuiging gecombineerd met ruimte-afzuiging)
    • Bovendien moet aan één van de volgende twee voorwaarden zijn voldaan:
      • de ruimte is roestvrij, bevat geen grondstoffen, product of vloeistoffen, en bovendien is voorafgaand aan de werkzaamheden de ruimte langdurig geventileerd (natuurlijk of kunstmatig). Ook tijdens de werkzaamheden vindt ventilatie plaats, ondermeer door het openen van meerdere toegangen (waar mogelijk).
      • Of: uit metingen door een deskundig persoon blijkt dat het zuurstofniveau minimaal 19 volumeprocent is én dat de concentratie aan gevaarlijke stoffen -waaronder CO en CO2- de grenswaarden niet overschrijdt of benadert. Ook moet zijn vastgesteld dat door werkzaamheden de grenswaarden niet alsnog kunnen worden overschreden.

        NB Zie hierboven in deze oplossing BR-05 de beschrijving van de benodigde deskundigheid voor het uitvoeren en beoordelen van zuurstof- en gasconcentraties.
  • Bij andere besloten ruimten, – niet zijnde silo’s, tanks, (weeg)bunkers, bulkwagens, wegers, mengers of vloeistofopslagkelders – dient een bedrijf een afgewogen regeling op te stellen welke metingen en persoonlijke beschermingsmiddelen nodig zijn bij het betreden. Belangrijk uitgangspunt is dat vóórdat werknemers zich begeven in een besloten ruimte, het zeker is dat op een veilige manier gebeurt. Ventilatie gecombineerd met zuurstof- en gasmeting zullen daarom altijd een onderdeel dienen te zijn van een regeling rond het betreden van een besloten ruimte. Evenals werkvergunning, toezicht e.d.

Zie ook:

  • BR 10: Mangatwacht en noodprocedure
  • BR 1: Broei voorkomen
  • BR 15: Persoonlijke beschermingsmiddelen (inclusief ademhalingsbeschermingsmiddelen)

Maatregel

Technische en organisatorische maatregel

Bronnen

LINK: Arbo-informatieblad 5: Veilig werken in besloten ruimten

Scroll naar boven