LS-05 Verdrinking voorkomen

Oplossing

Voor maatregelen om te water gaan te voorkomen, zie de maatregelen LS-2,  LS-3 en LS-4.
Als een werknemer onverhoopt toch te water raakt is het zaak om hem snel weer aan de wal te krijgen, ondermeer om onderkoeling te voorkomen.

Trapjes

  • Zorg voor trapjes in de loskade waarlangs de drenkeling snel het water kan verlaten. Leidraad daarbij is: de maximale afstand naar een trapje is 25 meter. Dat betekent dat de trapjes op maximaal 50 meter van elkaar geplaatst moeten worden. Zorg dat de drenkeling na het beklimmen van zo’n trapje eenvoudig aan wal kan klimmen bv door het aanbrengen van beugels. Maak deze beugels felgekleurd zodat lospersoneel er niet per ongeluk tegenaan loopt.
  • Dergelijke trapjes zijn niet nodig als de loswal onder water is voorzien van een talud met een niet steile helling die eenvoudig vanuit het water is te belopen.

Reddingsvest

Werknemers die aan boord gaan van een schip dragen een reddingsvest. Een reddingsvest aan boord is niet vereist als er geen enkel gevaar is voor een val in het water. Bijvoorbeeld als het schip strak tegen de wal ligt en men zich alleen in het ruim en midscheeps op het gangboord aan de walzijde begeeft.
In tegenstelling tot een zwemvest draait een reddingsvest de drager bij het te water raken automatisch op de rug. Hierdoor worden de luchtwegen vrij van het water gehouden, zodat de drager, als hij bewusteloos te water raakt, niet zal verdrinken. Een reddingsvest biedt ondersteuning rondom het hoofd (aan weerszijden en aan de achterzijde).  Voor professioneel werk met zware kleding is een reddingsvest met een drijfvermogen van 275 Newton vereist dat voldoet aan EN 399. Het is voorzien van reflecterend materiaal en eventueel van een fluitje en een grijp-lus.

Er zijn 2 soorten reddingsvesten:

  • Vaststof reddingsvesten.  Die zijn al gevuld met een speciaal schuim dat voor drijfvermogen zorgt.
  • Automatische reddingsvesten.  Die worden automatisch opgeblazen, als ze in contact komen met water.
  • Verreweg de meeste 275N zwemvesten zijn automatisch.
ls 05 reddingsvesten

Reddingsboei en reddingshaak

Bij de loskade moeten een duidelijk aangegeven en goed bereikbare reddingsboei met een werplijn en een reddingshaak aan een stok aanwezig zijn. Controleer regelmatig of alle bootshaken en reddingsboeien nog aanwezig zijn en of de lijnen niet in de war zijn geraakt.

ls 05 boei en haak

BHV

In het bedrijfsnoodplan van het bedrijf zijn de handelingen opgenomen die uitgevoerd moeten worden als een persoon te water is geraakt. Uitgangspunt is dat als eerste stap door de aanwezige medewerkers een ‘droge redding’ wordt uitgevoerd, bv met behulp van een reddingsboei of reddingshaak.

Daartoe ontvangen zij een instructie met praktische oefeningen voor het gebruik van deze reddingsmiddelen.

Pas als een droge redding ontoereikend is, moet worden opgeschaald naar een ‘natte redding’, waarbij een daartoe opgeleide redder te water gaat.

Daarvoor wordt direct deskundige hulp ingeschakeld van bv brandweer of havenpolitie.
Als het bedrijf ervoor kiest om zelf een natte redding op zich te nemen (bijvoorbeeld bij lange aanrijtijd van deskundige hulp) dan is een aantal medewerkers specifiek opgeleid voor het uitvoeren van een natte redding (bv enkele medewerkers scheepslossing). Zij zijn voorzien van benodigde hulpmiddelen van de ter plekke benodigde hulpmiddelen, bv droogpakken en brancard.     

Deze medewerkers hoeven niet ook als BHV’er te zijn opgeleid, maar maken wel deel uit van de bedrijfsnoodorganisatie.

Tenslotte moeten BHV’ers zijn getraind in hulpverlening aan een drenkeling als deze weer aan wal is. Zij beoordelen of deskundige hulp ingeschakeld moet worden. Het beoordelen of deskundige hulp moet worden ingeschakeld maakt deel uit van hun training.

Scroll naar boven