MV-05 Veilig rijden met heftrucks, bobcats, shovels, verreikers, kooiaap

Oplossing

Naast de wettelijke veiligheidseisen bij hefvoertuigen (zie daarvoor het hoofdstuk Regelgeving), is ook de deskundigheid en het veilig gedrag van chauffeurs van belang. Om de deskundigheid van chauffeurs van transportmiddelen, zoals heftrucks te garanderen, dienen zij aan de volgende criteria te voldoen:

  • Medewerkers mogen alleen als chauffeur op een heftruck, reachtruck, elektrische pomp- of palletwagen rijden als zij aantoonbaar een gedegen interne- of externe opleiding hebben gevolgd. De opleiding wordt afgesloten met een interne of externe vaardigheidstoets. Daarin wordt getoetst of de kennis over het gebruik van het arbeidsmiddel toereikend is en ook of betrokkene voldoende in staat is het arbeidsmiddel in praktische zin en op een veilige manier te bedienen. Een adequate opleiding/training bestaat uit 3 elementen:
  • A. Basistraining:
    • de werking van het transportmiddel en het kunnen bedienen daarvan
    • de werking van de veiligheidsvoorzieningen en het kunnen toepassen         
      daarvan.
    • de grenzen wat betreft belasting van het transportmiddel ook bij
      gebruik van opzetstukken en andere hulpmiddelen.
    • praktische oefening van lastbehandeling en rijvaardigheid.
    • de bedrijfsregels en het verkeersreglement, waaronder de
      maximumsnelheden onder verschillende omstandigheden.
    • vereisten wat betreft controle en onderhoud door de gebruiker
    • veilig achterlaten van het transportmiddel.
    • de risico’s van lichaamstrillingen en de beschermende maatregelen
      waaronder de invloed van rijsnelheid en ondergrond op de belasting.
    • voorkomen van fysieke belasting (ergonomie).
    • stellingveiligheid (w.o. maximale belastbaarheid en wat te doen bij
      beschadiging).
    • veiligheidsmaatregelen bij het lossen en beladen van vrachtauto’s
      (voorzover in de functie van toepassing).
  • B. Specifieke instructie over het arbeidsmiddel dat gebruikt gaat worden.
  • C. Instructie van de voorkomende werkzaamheden en gewenning aan de arbeidsplaats waar gewerkt gaat worden.
  • Medewerkers die lopend een elektrische pomp- of palletwagen bedienen, moeten voor het eerste gebruik een uitgebreide veiligheidsinstructie krijgen.
  • In het bedrijf is bij alle hefvoertuigen vastgelegd hoe vaak er een opleiding en een herhalings/opfristraining wordt verzorgd. Bovendien wordt door het bedrijf het rijgedrag en de rijvaardigheid van de chauffeurs beoordeeld. Op grond van deze beoordeling wordt waar nodig een toolboxmeeting verzorgd en/of een herhalings/opfristraining aangeboden.

Voor heftrucks en andere aangedreven voertuigen voor intern transport gelden de volgende voorschriften:

  • De maximale snelheid is mede afhankelijk van de verkeerssituatie en de kwaliteit van de ondergrond. Daarom stelt ieder bedrijf op grond van een risicobeoordeling een of meer maximumsnelheden in, bv voor de binnen- en buitensituatie. Plaats vervolgens -waar nodig en mogelijk- een snelheidsbegrenzer op transportvoertuigen,
     
  • Om bij achteruitrijden eventuele omstanders te waarschuwen voor de naderende heftruck is een ‘Blue spot’ (die met een blauw licht op de grond schijnt) of een geluidsignaal aan te bevelen. In de sector is bepaald dat zo’n Blue spot of geluidssignaal bij het achteruitrijden voorgeschreven is bij aanschaf van een nieuwe heftruck ander aangedreven voertuig voor intern transport. Eventueel kan ter aanvulling ook een Blue spot op de voorzijde van een voertuig worden gemonteerd.
     
  • Het kantelgevaar wordt door het bedrijf ingedamd, met name door wegnemen of afzetten van hoogteverschillen, hellende vloeren, gaten in de weg en obstakels.
     
  • Een heftruck moet zijn voorzien van:
    –  pictogrammen op de bedieningsorganen;
    –  een lastdiagram met de maximale last op de vork.
        NB. De toepassing van een verwisselbaar uitrustingsstuk vergt een
        aanpassing van het lastdiagram.
    – een werkende claxon;
    – een noodstop waarmee de chauffeur direct de motor uit kan schakelen;
    – e​​​​en veiligheidsriem, gordelbeveiligingssysteem  of veiligheidsbeugel (pilot protector)
    NB Beugels zoals ‘pilot protector’ hebben als nadeel dat ze geen   veiligheid bieden bij meer dan 90° kantelen en kunnen dus alleen op basis van een risicoanalyse worden toegepast;
  • ​​​Een heftruck wordt minimaal jaarlijks door een deskundige gekeurd en het resultaat daarvan wordt schriftelijk vastgelegd, bv met een sticker op het voertuig.
  • Als op de openbare weg wordt gereden, moet voldaan worden aan de eisen uit de Wegenverkeerswet. Denk hierbij aan verlichting, remlichten, reflectoren, spiegels, voldoende profiel en voldoende zichtveld naar voren.
    NB: Bijna overal waar je kan komen met een voertuig is ‘openbare weg’, zelfs als het geen officiële weg is. Ook als dit niet de bedoeling is of niet toegestaan is. Pas als er sprake is van een fysieke afsluiting én toezicht is op wie het terrein betreedt, dan is er geen sprake van openbare weg. Het eigen bedrijfsterrein of de parkeerplaats is dus vaak openbare weg.
    Een heftruck op de openbare weg moet geregistreerd zijn bij RDW en voorzien zijn van een kenteken, tenzij:
    – De constructiesnelheid lager is dan 6 km per uur.
    – De heftruck smaller is dan 1,3 meter (grofweg hefvermogen tot 4 ton) én geen aanhanger trekt.

Om veilig te rijden gelden voor bestuurders van heftrucks e.d.de volgende richtlijnen:

  • Rijden met een verantwoorde snelheid, zeker in bochten en in situaties waar voetgangers gevaar kunnen lopen; Rijden met vergrendelde vorken;
  • Rijden met een stabiele, goed gepositioneerde en niet te zware last;
  • Rijden met laag geheven last of vorken, behalve bij het oppakken of neerzetten van de last;
  • Achteruitrijden als de vorm of de omvang van de last het uitzicht naar voren belemmert;
  • Een geluidsignaal geven bij het naderen van onoverzichtelijke situaties;
  • Met belading vooruit tegen een helling oprijden en achteruit van een helling afrijden;
  • Voorkomen dat op een helling moet worden gekeerd;
  • Voldoende afstand van andere transportmiddelen bewaren;
  • Gebruikmaken van de aanwezige veiligheidsvoorzieningen, zoals een veiligheidsriem, gordelbeveiligingssysteem of veiligheidsbeugel (pilot protector).
  • Veiligheidsschoenen dragen (zie oplossing MV-29);
  • Geen ander laten meerijden, zonder een daartoe specifiek ingerichte zitplaats;
  • Het voertuig pas verlaten nadat is voorkomen dat het onverhoeds in beweging kan komen.
  • Dagelijks het voertuig controleren voordat zij gaan rijden.

Bij het parkeren (onbeheerd achterlaten) van heftrucks moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:

  • Op een veilige plaats buiten de directe transportroutes, waarbij vluchtwegen en nooduitgangen vrij blijven;
  • Op een vlakke plaats (dus niet op een helling);
  • In de juiste rijrichting parkeren;
  • Met omhoog geklapte trekboom of dissel, indien van toepassing;
  • Met neergelaten vorken of klemmen, zonder last, en enigszins voorover hellende mast;
  • Contactsleutels zijn verwijderd en meegenomen;
  • Parkeerrem is aangezet en/of wielblokken zijn geplaatst;
    ​​​​​​​LPG-afsluiter is, indien van toepassing, afgesloten.

Maatregel

Organisatorische maatregel

Scroll naar boven