Regelgeving op dit gebied is opgenomen in het ‘Besluit Biologische Agentia’ (afdeling 9 uit het Arbobesluit). Dit is gebaseerd op Europese wetgeving. De wetgeving maakt onderscheid tussen het ‘gericht werken’ met biologische en het ‘niet-gericht werken’ met biologische agentia. Voor de diervoerder branche is alleen het ‘niet-gericht’ werken van toepassing. Er wordt immers niet doelbewust gewerkt met bepaalde micro-organismen, maar deze zijn een bijverschijnsel van het werk, namelijk bij contact met dieren. Ook enkele bepalingen uit de Arbowet zijn hier van toepassing:
- Arbowet artikel 5: Risico-inventarisatie en -evaluatie
- Arbowet artikel 8: Arbovoorlichting en -onderricht
- Arbobesluit artikel 4.84: Definitie en categorie-indeling biologische agentia
- Arbobesluit artikel 4.85: Nadere voorschriften Risico-Inventarisatie en –Evaluatie
En bij mogelijke blootstelling aan biologische agentia van categorie 2 of hoger:
- Arbobesluit artikel 4.87a: Voorkomen of beperken van de blootstelling
- Arbobesluit artikel 4.89: Hygiënische beschermingsmaatregelen
- Arbobesluit artikel 4.91: Onderzoek en vaccins
- Arbobesluit artikel 4.102: Voorlichting en onderricht
- Arbobesluit artikel 4.105: Jeugdige werknemers mogen niet worden blootgesteld aan biologische agentia van categorie 3 of 4.